Er is een vrouw doodgeschoten op de Beukelsdijk en in onze buurt zoemt het van verontwaardiging en wraaklust. Het is 1979 en Rappers Delight van The Sugar Hill Gang staat hoog in de hitparade.
Die avond ontmoeten we elkaar op de stenen trappen van de oude kleuterschool in de straat. 'We' dat zijn mijn vriendin en ik en een groep opgeschoten jongens variërend van veertien tot zeventien jaar van Surinaamse en Nederlandse afkomst die zich The Riffs noemen en voor wie je op moet passen. Tenminste,dat hopen ze toch. Ze willen graag bekend staan in de buurt als 'harde jongens' en als ze niet genoeg indruk maken, slaan ze iemand uit een andere buurt lukraak in elkaar. Want ze hebben een reputatie hoog te houden. Welke, dat is me niet duidelijk en henzelf waarschijnlijk ook niet, maar dat doet er niet toe. Zij voelen zich heel wat en dat is wat telt.
Vanavond is de moord op de vrouw, hier om de hoek nota bene, een hot item. De een weet te vertellen dat ze gillend over de Beukelsdijk rende om aan haar belager, een ex-man, te ontkomen. De ander, dat ze in paniek een winkel in vluchtte om zich te verstoppen. We zijn verbijsterd als blijkt dat de gewelddadige ex haar in die winkel ter plekke dood schoot. De jongens bedenken hardop wat ze allemaal met de dader zouden doen als hij hier voor hen stond, maar ja... die zit op het politiebureau. Wat wel voor handen blijkt te zijn, zo ontdekt een van de jongens, is de auto van de moordenaar die zelfs aan de overkant van het portiek waar wij bij elkaar staan, geparkeerd is. Een van de jongens pakt een steentje van de grond. 'Wedje legge dat ik die koplamp raak?' Hij voegt meteen de daad bij het woord en raakt het glas van de linker koplamp vol. Een van de anderen heeft nu ook een keitje gevonden en mikt op de rechter koplamp die binnen de kortste keren aan diggelen is. Even later regent het stenen op de auto en nog even later nemen de jongens een aanloop en springen op de motorkap om al stampend via het dak weer naar beneden te springen. Ze vuren elkaar lachend aan. Dan slaat de kerkklok één keer. Half negen, ik moet naar binnen, helaas. Onwillig loop ik naar huis, mokkend dat ik 'alles altijd mis.'
Niet veel later gaat de bel. Mijn vriendin staat voor de deur en wijst geagiteerd over haar schouder. 'Moet je kijken!' roept ze. In de avondlucht boven de huizen is een oranje achtige gloed te zien. 'Ze hebben die auto in de fik gestoken!'
Met grote ogen en een brede lach op ons gezicht kijken we toe. Boontje komt om zijn loontje. Zo gaat dat in die buurt.
Die avond ontmoeten we elkaar op de stenen trappen van de oude kleuterschool in de straat. 'We' dat zijn mijn vriendin en ik en een groep opgeschoten jongens variërend van veertien tot zeventien jaar van Surinaamse en Nederlandse afkomst die zich The Riffs noemen en voor wie je op moet passen. Tenminste,dat hopen ze toch. Ze willen graag bekend staan in de buurt als 'harde jongens' en als ze niet genoeg indruk maken, slaan ze iemand uit een andere buurt lukraak in elkaar. Want ze hebben een reputatie hoog te houden. Welke, dat is me niet duidelijk en henzelf waarschijnlijk ook niet, maar dat doet er niet toe. Zij voelen zich heel wat en dat is wat telt.
Vanavond is de moord op de vrouw, hier om de hoek nota bene, een hot item. De een weet te vertellen dat ze gillend over de Beukelsdijk rende om aan haar belager, een ex-man, te ontkomen. De ander, dat ze in paniek een winkel in vluchtte om zich te verstoppen. We zijn verbijsterd als blijkt dat de gewelddadige ex haar in die winkel ter plekke dood schoot. De jongens bedenken hardop wat ze allemaal met de dader zouden doen als hij hier voor hen stond, maar ja... die zit op het politiebureau. Wat wel voor handen blijkt te zijn, zo ontdekt een van de jongens, is de auto van de moordenaar die zelfs aan de overkant van het portiek waar wij bij elkaar staan, geparkeerd is. Een van de jongens pakt een steentje van de grond. 'Wedje legge dat ik die koplamp raak?' Hij voegt meteen de daad bij het woord en raakt het glas van de linker koplamp vol. Een van de anderen heeft nu ook een keitje gevonden en mikt op de rechter koplamp die binnen de kortste keren aan diggelen is. Even later regent het stenen op de auto en nog even later nemen de jongens een aanloop en springen op de motorkap om al stampend via het dak weer naar beneden te springen. Ze vuren elkaar lachend aan. Dan slaat de kerkklok één keer. Half negen, ik moet naar binnen, helaas. Onwillig loop ik naar huis, mokkend dat ik 'alles altijd mis.'
Niet veel later gaat de bel. Mijn vriendin staat voor de deur en wijst geagiteerd over haar schouder. 'Moet je kijken!' roept ze. In de avondlucht boven de huizen is een oranje achtige gloed te zien. 'Ze hebben die auto in de fik gestoken!'
Met grote ogen en een brede lach op ons gezicht kijken we toe. Boontje komt om zijn loontje. Zo gaat dat in die buurt.